Dieren

Zoogdieren

Het nationaal park De Maasduinen is een belangrijk gebied voor vleermuizen en marterachtigen. Er zijn negen vleermuissoorten geteld, onder andere de kwetsbare franjestaart en de gevoelige grootoorvleermuis. De diverse soorten gebruiken de vennen als hun jachtterrein.

Belangrijk is ook het voorkomen van de bever in de wateren rondom de ruïne Bleijenbeek. De bever heeft zich daar spontaan gevestigd.

Van de marterachtigen komen de kwetsbare wezel, hermelijn en bunzing en de bedreigde das voor. Binnen de gemeente Bergen zijn diverse leefgebieden van de das. Verder komen in het gebied de vos en ree algemeen voor.

Vogels

Het nationaal park De Maasduinen kent een grote rijkdom aan broedvogels. Dat heeft te maken met de grote verscheidenheid aan biotopen: de heideterreinen, de grazige terreinen, de bossen, vennen, beken en beekdalen.

Het bos langs het Gelderns-Nierskanaal is met meer dan honderd vogelsoorten een vogelrijk gebied. Hier bevinden zich de territoria van de boomklever, nachtegaal en wielewaal. Ook de ijsvogel wordt hier aangetroffen.

Andere vogelsoorten die in het nationaal park voorkomen zijn groene specht, steenuil, blauwborst, grauwe klauwier, geelgors en roodborsttapuit.

Wat betreft de heideterreinen zijn zowel de Bergerheide als De Hamert een bolwerk van de nachtzwaluw, de roodborsttapuit en de boomleeuwerik.

Voor de water- en moerasvogels biedt het nationaal park goede mogelijkheden bij de diverse vennen en omliggende natte terreinen. Het Driessensven bleek in 1993 elf soorten te bevatten. Het Meeuwenven biedt onder andere plaats aan zwartkopmeeuw, dodaars, slobeend, waterral en wintertaling. Een aantal van deze soorten is ook aangetroffen in het Zevenboomsven en de Duuvelskuul. In het Heerenven, Westmeerven en het Pikmeeuwenwater blijken zelfs zeventien verschillende moerassoorten te broeden, waaronder de geoorde fuut, oeverzwaluw, grauwe gans en blauwborst.

De kraanvogel vindt tijdens de trek een pleisterplaats in de Maasduinen. Dat is de reden dat de kraanvogel in het logo van dit nationaal park voorkomt.

Amfibieën en reptielen

Landelijk gezien is het nationaal park De Maasduinen een zeer soortenrijk amfibieëngebied. Opvallend is dat juist de minder algemene en zeldzame soorten, zoals rugstreeppad en heikikker, er in zeer grote dichtheden voorkomen. In totaal komen er twaalf soorten voor. Alleen de ernstig bedreigde kamsalamander is sinds 1981 niet meer waargenomen. De zeer zeldzame knoflookpad is in 1999 weer gehoord. Ook zijn reptielen als de hazelworm, de zandhagedis, de levendbarende hagedis en de gladde slang aangetroffen.

Libellen

In het nationaal park De Maasduinen zijn 26 soorten libellen aangetroffen. Het voorkomen van deze libellen zijn afhankelijk van de vennen. In het noordelijk deel is vooral de Duuvelskuul een belangrijke biotoop voor zeldzame libellensoorten. Vermeldenswaardige soorten zijn onder andere de weidebeekjuffer (langs de Maas en het Gelderns-Nierskanaal), tengere grasjuffer, maanwaterjuffer, koraaljuffer en venglazenmaker.

Dagvlinders

Van de Nederlandse dagvlinders komt 50% in het nationaal park voor, ofwel drieëndertig soorten. Tien daarvan zijn gebonden aan specifieke biotopen, negen zijn er bedreigd of kwetsbaar (waaronder heideblauwtje en kleine ijsvogelvlinder), zes soorten zijn sinds 1982 niet meer waargenomen (waaronder heidegentiaanblauwtje).

Vissen

De laaglandbeken zoals de Eckeltse beek, Gelderns kanaal en Rode beek zijn voor de stroomminnende vissen van groot belang. In totaal zijn dertien soorten aangetroffen, zoals bermpje, riviergrondel, vetje, kleine modderkruiper en rivierdonderpad. Deze vissen houden van stromend water en komen niet algemeen voor.